Wat goed gezegd is,
|
Overgave kent zoveel gedaantes en betekenissen. Toen het thema mij werd aangereikt tuimelde de momenten dat ik mij overgaf over elkaar heen. Zowel aan gebeurtenissen met een voor mij positieve uitkomst, als wel de gebeurtenissen met een voor mij negatieve uitkomst. Het is geen doen en geeft geen pas om een aantal van die gebeurtenissen te nemen en zodoende te illustreren wat overgave potentieel zou kunnen betekenen. Het zijn tenslotte mijn momenten van overgave, mijn waarheid… Alles is niet voor iedereen. Of toch... Schuim koppende momenten van overgave, waarbij je armen open uitspreid naar de hemel om nog meer te kunnen ontvangen van alles wat er is. En kolkende momenten van overgave, de paniekerig trekkende onderstroom, die maken dat je kopje onder gaat, meegezogen wordt naar het zwartste gat wat je ooit onder ogen moest komen. Die momenten waarbij je binnenwereld in contact komt met de golf van de buitenwereld en even stolt, even dan en daar, op het hoogste punt of op het laagste punt. En daarna is er weer altijd de uitgestrekte zee van mogelijkheden waarin je meedeint of ontwijkt. Dat is waar ik me aan overgeef. Steeds makkelijker. Het is de overgave aan de complexiteit van het leven, voorbij de wetenschap en de berekende strategie, voorbij de controle, zonder tegenwerking of angst. Want het is juist door de berekendheid, de weerstand en de angst dat hetgeen wat allang op weg is naar je, je alleen maar sneller en harder zal raken. Ik zal je vertellen waarom. Het is alweer 25 jaar geleden dat ik een inzicht kreeg. Het was in de zomer van 1990. Na een jaar in opleiding bij de Marine, aan de wal, werd ik uiteindelijk als matroos 3 geplaatst op de Hare Majesteit van Kinsbergen. Het schip was onderdeel van een NAVO verband en zou al enkele dagen nadat ik daar geplaatst was uitvaren. Het zou mijn allereerste reis worden op een S-fregat. 3500 ton groot, 128 meter lang en 14.40 meter breed. Een bewapening van één 76 mm-kanon, luchtdoelraketten voor korte afstand, zeedoelraketten, een Goalkeeper kanon en anti-onderzeeboottorpedo's. Er is ruimte voor twee helikopters. De bemanning bestond uit 180 koppen. Net onder de waterlinie, in het voorsteven recht onder het 76 mm-kanon, sliep ik met nog 11 andere dames in een ruimte van nog geen 20m2, stapelbedden van 3 op elkaar, vier stuks rug aan rug in twee kolommen, vier hangkasten een tafel en vier stoelen, rood licht, ze noemden het ‘het verblijf’. Mijn werkplek ‘de radio’ bevond zich ook onder de waterlinie, nog een dek lager. Ik ‘scheepte in’ met een rollenkaart waarop precies stond welke rol je had bij welke activiteit. Bevoorrading op zee, man-overboord, oorlogswacht, gevechtswacht, ken uw schip binnen 24 uur. Dit zou de komende zes maanden mijn nieuwe thuis zijn. En ik kon niet wachten, er zou een nieuwe tijd aanbreken, een tijd waarin ik helemaal weg zou zijn, weg van waar ik vandaan kwam. Daar gingen de trossen los en we voeren de haven van Den Helder uit, de Noordzee op, langs Denemarken naar de Noorse zee voor een rendez vous met andere NAVO schepen. Voorbij de kreeftkeerkring zouden we varen. De stip aan de horizon, de haven van keuze was Tromso waar de nacht was als de dag. Ik keek uit naar mijn allereerste echte zeereis. Tot die tijd was mijn enige zee ervaring de veerboot naar Engeland, op een rustige dag. Echter zijn de omstandigheden op zee onvoorspelbaar en in die regio helemaal.
Als matroos 3, vers aan boord, krijg je van alles voor je kiezen. Naast de omstandigheden op zee waren de sociale en werkomstandigheden even onvoorspelbaar, alles was nieuw. Onbekend. Ik wist niet wat ik kon verwachten, ik was nog maar enkele dagen aan boord... De dagelijkse orders van de Commandant, tafels waar je niet aan mocht zitten. Spullen die niet bestonden maar je toch moest gaan halen. De trap van de Schipper. Er was wel een ritme, een ritme die de bemanning deed opsplitsen in bakboord en stuurboord divisie, een bezetting het klokje rond, 24 uur per dag, 7 dagen in de week. Matroos 3, oorlogswacht dus, shifts van vijf uur werken, vijf uur vrij, zeven uur werken, zeven uur vrij en dan begon het weer van voor af aan. De vrije tijd die je had was te kort om tot rust te komen, de werktijd die je moest te lang om fysiek te herstellen en de bewegingen van het schip te compenseren. Ik werd zeeziek, andere nieuwelingen werden ook zeeziek. De oude garde herkende ze van grote afstand. We sleepten onszelf als zombies door de gangen van het schip, vasthoudend aan de reling, stapje voor stapje, je aan je plicht willen voldoen, 5 uur op 5 uur af, 7 uur op 7 uur af. De stip aan de horizon veranderde van Tromso naar de trap op, de hoek om, drie waterkeringen, de deur, de tafel, je bed in. Te moe om je nog uit te kleden. Sommige lieten zich behangen met een aardappel met een gat erin, daardoorheen een stukje touw. De oude garde maakten ons wijs dat je met een aardappel om je nek, de landlucht zou ruiken waardoor je minder zeeziek zou zijn. Ook al had je willen veinzen dat het prima ging. De aardappel om je nek sprak de waarheid. Het voorspelde weinig goeds voor de resterende zes maanden. Zou ik me zo blijven voelen? Elke keer als we op zee waren… Na drie dagen soms met kruissnelheid van 30 knopen, soms windkracht 10 en soms 20 graden slagzij, arriveerden we in Tromso, de haven van bestemming, de stip aan de horizon. Eindelijk. En hoewel het schip aangemeerd lag, bleef ik de misselijkheid ervaren. Het duurde nog een paar uur voordat we aan wal mochten, volhouden, doorgaan, sprak ik mezelf toe. Het was zover, we mochten gaan. Ik wandelde de loopplank af en liep de kade op, eindelijk, vaste grond onder mijn voeten. Dacht ik… Zeebenen had ik, maar dan van het andere soort, de horizon bleef verschuiven, nog steeds. Ik deed nog een paar passen en keek waar ik vandaan kwam. Nog een paar passen. En daar was het ineens, opluchting, het misselijke gevoel zakte weg, de omstandigheden waren verandert, ik hoefde me niet meer te verzetten tegen de misselijkheid en er was geen plicht meer die riep. En toen realiseerde ik me ‘alles gaat voorbij’. Alles gaat voorbij en in één klap zag ik het in perspectief. Alles gaat voorbij. Het zeeziek zijn gaat voorbij! En als dat voorbij gaat dan zal ook de pijn van mijn herinneringen voorbij gaan. Alles, altijd, het gaat allemaal voorbij. En door deze nieuwe waarheid werd mijn verlangen naar de zee met een volgende haven in zicht, alleen maar groter en groter. Het zou niet meer uitmaken in welke omstandigheden we terecht zouden komen. Ik wist het echt zeker het gaat gewoon allemaal voorbij, het enige wat ik moest doen was meebewegen en ik leerde mee te bewegen. Met het schip en de zee. Het schip werd mijn varende attractiepark. Het paaltje pikken werd een spel tussen mij en die deinende zee met het schip ertussen. Het was een genot als je in beweging het juiste aantal stappen kon maken voordat je weer een waterkering over moest om in een volgend compartiment te komen. Of als je je op het juiste moment af wist te zetten om een sprong te maken waarbij je zomaar vijf treden kon overslaan als je de trap omhoog nam. Of je liet je gewoon door een luik vallen waarbij je alleen even de trapreling aan te raakte om jezelf de gang in te lanceren van het lager gelegen dek. Ik liep niet meer door de whalegang, ik vloog! Ik was een vliegende matroos geworden en ik was er al lang weer van door als ik ergens ver achter me hoorde, ‘niet rennen door de gang matroos van Son!’. Het duurde toch nog lang voordat ik dit inzicht op de gebeurtenissen in mijn leven kon toepassen en nog steeds, als de onmetelijke zee van menselijke emoties me omsluiten en ik toch merk dat ik weerstand biedt aan dat wat er is, dan is er na verloop van tijd toch weer die herinnering. Alles gaat voorbij. En dan kijk ik naar de weersomstandigheden en ik bezie mezelf en alles wat ik ooit het hoofd geboden heb. Ik ben voorbereid, zo goed als ik kan, met de vaardigheden die ik heb ontwikkelt en de inzichten die ik verkreeg. En er is vertrouwen. In de kern, de onveranderlijke kern, omsloten door een veranderlijke buitenkant, meebewegend met dat wat er is. Zoals Proteus. De herder van de zeehonden, zoon van Poseidon. Proteus wordt ook wel genoemd als god van de bewegelijke veranderingen van de zee. Hij kan de toekomst voorspellen en hij is verplicht altijd de waarheid te vertellen als die hem gevraagd wordt. Om dit te voorkomen was hij ook in staat voortdurend zijn gedaante aan te passen opdat hij niet in die positie wilde komen om de waarheid te moeten vertellen. Zie je. Hij antwoord alleen aan hen die hem weten te ‘vangen’ in zijn oorspronkelijke gedaante. En dan vertelt hij je de waarheid. Dat is voor mij de universele metafoor voor overgave, in je werkelijke gedaante op het hoogste punt en op het laagste punt de waarheid onder ogen zien. En in de tussentijd wees flexibel, meebewegend en ontwijkend en als het moment daar is, geef je er aan over. Lezing over overgave voor het Inspiratieatelier juni 2015
5 Comments
12/10/2022 10:23:06 am
Involve current kitchen south interview moment list.
Reply
25/10/2022 07:15:02 am
Technology want age material. Role day so situation indeed. Surface remember at.
Reply
Leave a Reply. |
Archief
December 2020
Categorie
Alles
|